dinsdag 17 april 2012

Parkpraatjes...

Elke morgen loop ik tussen zes en zeven in de ochtend met mijn hond Mac. Ze staat al springend bij mijn slaapkamerdeur bij de eerste toon van mijn wekker. Zij speelt een kangoeroe, dus ik doe alsof ik een ochtendmens ben. En zo springen we allebei op onze achterpoten de gang door. Hinkelend en kwispelend trek ik wat kleren aan terwijl zij haar tanden in het vlees van mijn voeten zet.

We lopen naar buiten waar we samen de buren inclusief hun chihuahua de straat uit jagen. Mac vind het maar raar dat ik dat doe. Ik heb het niet op mijn buren laat staan hun uit de kluiten gegroeide cavia.
Uitbundig rennen we samen richting het park. Over de brug sleept ze me aan de riem mee. Mijn kin raakt het asfalt terwijl ze vrolijk door rent. Het is maar een spelletje denk ik, ze mag toch ook hond zijn? Ik veeg de de kiezels uit mijn gezicht en ontdoe haar van de riem. En daar gaat ze.

Sinds een tijdje worden we in de ochtend verrast. Een prachtige zwarte vrouw loopt ons tegemoet. Mac wordt zenuwachtig en blaft. Ik blijf rustig en grom alleen zachtjes. De vrouw vind het maar raar. Ze loopt haar rondjes om ons heen, benut het hele park met haar sportieve gedoe. Prachtige rode broek, witte sweater, haren van Bob en de kont van Lopez.

Gisteren zocht ze contact met ons. Ze aaide Mac over haar bol en gaf mij een koekje. Vandaag, zo nam ik me voor, zou ik iets tegen haar zeggen. Ik had mezelf een uitgebreid repertoire van openingszinnen cadeau gedaan. Variërend van; kom je hier vaker tot ben je niet moe van het rondjes rennen in mijn hoofd. Aangekomen in het park zagen we haar rode broek al aankomen. Ze stopte naast ons!
"Je ziet wel aan me dat ik het zwaar heb hè?"
Dat zag ik zeker niet!
"Ik moet de hele tijd pufjes laten, zei ze met een zacht stem."
Zei ze dit nu echt?
"En niet van die ademhalingspufjes, voegde ze eraan toe."

Mac wist dit al, ik zag het aan haar. Met een lachend gezicht en kwispelende staart nam ze het koekje aan.