zaterdag 30 juli 2011

Dorst...

Laat ik beginnen Heineken te bedanken voor mijn geboorte. Zonder deze goudgele rakker had mijn bestaan niet bestaan.
Het zal zo rond 1970 geweest zijn dat het meisje, dat zich later mijn moeder mocht noemen, mijn vader voor het eerst ontmoette. Mijn moeder was met een paar vriendinnen zichzelf in een coma aan het zuipen. Dat heette toentertijd overigens gewoon nog borrelen. Ze kon zich niet inchecken via Foursquare en mijn vader zat ook niet haar Circle. Facebook en Google+ bestonden nog niet. Bill Gates had zijn eerste Wordje nog niet gesproken en Steve Jobs deed zijn plasje pas net op zijn IPodje.

En zelfs zonder deze hulpmiddelen hadden mijn ouders elkaar ontmoet. Hoe deed men dat vroeger? Deze ontmoeting berustte zich puur op het fysieke verschijnsel dorst. Pa liep zwalkend met zijn matties over het Leidse Plein richting het Centraal Station. Zijn vrienden wilden naar huis, ze lagen eraf. Mijn vaders was niet te stoppen. Zijn dorst was onverzadigbaar. Elke zondagochtend, als hij zich realiseerde hoeveel dorst hij had, besefte hij zich dat hij de avond ervoor meer had moeten drinken. En dat besef zorgde er deze zaterdagnacht voor dat hij zich helemaal alleen naar de Heinekenbar begaf.

Aan de bar zat mijn moeder. Een prachtig meisje, een vrouw in wording. Geboren in een zwaar gereformeerd gezin had ze nu de leeftijd om zich af te zetten tegen het strikte regime van haar moeder. Weliswaar geen bier, maar wel vele liters van het bloed van Jezus Christus. Ze liet deze rode vloeistof en mijn vader tot zich komen. Eenmaal aan de praat geraakt lieten mijn Katholieke vader en Gereformeerde moeder de boel de boel en raakte mijn moeder na een aantal jaren bevlekt ontvangen. Dit ging niet van een leien dakje, want de dwarsligger als ik ben, bepaalde ik zelf het tijdstip van geboren worden. Omdat het wachten nogal lang duurde bestelden zij tegelijkertijd nog twee kindjes uit Korea en namen er één over van toenmalige vrienden. Binnen een jaar mochten zij zich de trotse ouders noemen van vier kinderen.
Ik stel me voor wat er gebeurd zou zijn als mijn vader geen dorst had gehad, en mijn moeder een geheelonthouder. Dan had ik misschien de zoon geweest van Jobs of Gates.
Lang leve de dorst...en zwangere moeders!


dinsdag 19 juli 2011

Jeugdliefde

Ik was veertien, zij een meisje. We waren al een jaar om elkaar heen aan het draaien. Honderden briefjes gingen vooraf aan die eerste kus. Marjolein was het mooiste schepsel dat er op de school rondliep. Tenminste, dat vond ik dan. Ze had witblond haar, azuurblauwe ogen en kwam uit Hillegom. Wat wil een puistende puber nog meer? We hadden allebei nog nooit gekust en zo rond briefje 127 hadden we afgesproken om op de aankomende woensdag achter het biologie lokaal voor het eerst te gaan zoenen.

Nog twee dagen en het zou gebeuren, de zenuwen gierden door mijn strot!!
De bewuste ochtend, na een compleet slapeloze nacht had ik me goed voorbereid. Ik had mijn drie baardhaartjes zorgvuldig verwijderd en de aftershave van mijn broer leeggespoten op mijn nek. Ik vond dat ik er goed uitzag in de zelfgemaakte trui van mijn moeder en mijn spiksplinternieuwe NewBalance. Uiteraard met volle tegenwind fietste ik samen met mijn zusje langs het Spaarne, via het Houtplein richting de Wagenweg. Het was nog vroeg, ik had zin in die eerste kus en het regende hard. Heel hard! Mijn zusje fietste vloekend voorop. Haar paraplu (we vonden allebei regenpakken voor sukkels) hield ze voor haar gezicht. De auto van rechts zag ze niet aankomen, en mijn harde brul dat ze moest remmen beantwoordde ze met een opgestoken middelvinger.

De auto schepte haar frontaal en als een aangeschoten adelaar vloog ze nog een meter of tien door de lucht waarna ze een duikvlucht richting het asfalt nam. Het asfalt won het van haar schedel en ze lag roerloos op de grond...
Dat wordt dus niet kussen vandaag, dacht ik. Ze had een flinke knal gemaakt zo te zien. Uit de aanvallende auto stapte een oud vrouwtje dat ik gemakshalve maar even voor rotte vis uitmaakte. Hoe ze zo dom kon zijn om mijn zusje aan te rijden en mijn mogelijkheid tot een eerste kus te vernietigen. Uit het niets schoot er een ambulance om de hoek van de Tempelierstraat richting ons. Mijn zusje en ik werden ingeladen en mochten een ritje met ze mee. Of ze me daarna even naar school konden brengen, ik had namelijk een belangrijke afspraak. Ik geloof niet dat ze daar rekening mee gingen houden.

Om een uur of elf, nadat ik mijn moeder en de school had ingelicht en ik mijn zusje met slechts een zware hersenschudding en een paar hechtingen veilig alleen kon laten ben ik weer terug naar school gegaan. Ik zocht naarstig naar mijn speekselpartner maar kon haar nergens vinden. Aan het eind van het zevende lesuur kwam ik Marjolein tegen in de gang. Ik legde haar uit dat mijn zusje aangereden was en dat ik haar bijna voor dood had achtergelaten om de kus door te kunnen laten gaan. Ik maakte weer een goede kans. We liepen samen naar het biologiegebouw om 'het' te doen. Na vijf minuten was ik er wel weer klaar mee. Voetballen is toch een stuk leuker.

De volgende dag, mijn zusje was weer bij kennis, zag ik Marjolein weer in de klas. Op haar mond zat een koortslip ter grootte van een voetbal. Mijn beeld van de liefde was volledig bijgesteld en ik besloot er een laatste briefje aan te wagen. Op haar vraag of we vandaag weer zouden gaan zoenen, antwoordde ik zo empathisch en tactisch mogelijk: 'Kun je rekenen? Reken er dan maar niet op!' Ik was volledig afgeknapt en het kwam ook niet meer goed ons.
Marjolein en Tudé waren passé.

Soms is het verlangen fijner dan de werkelijkheid. Zelfs na tien of twintig Marjoleinen...


zaterdag 9 juli 2011

Het geheime genieten...

Volgens mij houdt iedereen van observeren en op z'n tijd zelfs een beetje gluren.
Met behulp van een donkere zonnebril of zoals de bejaarden achter het half gesloten gordijn.
Zeg nou eerlijk, flaneren over de Barcelonese ramblas of iets simpelers als de boulevard van Zandvoort zou niets aan zijn zonder de bewustwording van het bekeken worden.
Het bekijken gaat hand in hand met beoordelen en in veel gevallen veroordelen. Niet heiliger dan de Paus heb ik mezelf hier ook meerdere malen schuldig aan gemaakt. Op het terras praten we over die gast met, hoe durft ie, zijn witte sokken in boklelijke Teva's, het tè jonge meisje met het tè korte rokje aan (ík vind het kunnen, mijn tafeldame niet), en het modepootje, geïnspireerd door Leco himself.

Wat zou er gebeuren als we niet meer zouden gluren en onze meningen er niet zomaar uitkotsten als een spontane epileptische aanval? Gewoon onbevooroordeelt zijn.
Iedereen zou in joggingbroek en ongewassen haren de straat op kunnen. Hoezo überhaupt nog kleren aan trouwens? Je hoeft niet meer te sporten want een onsje meer of minder wordt niet meer besproken. Mensen zouden weer onbevangen kunnen reageren ten opzichte van elkaar. Niemand zou zich in de maling genomen voelen, uitgelachen of gepest. Mode en trends zouden volledig vervagen. Net als kunnen wij nu ook ongegeneerd aan elkaar ruiken en snuffelen. Ruikt de kont of het kruis goed, dan gaan we spelen!
Hoe simpel kan het zijn?

Met de komst van het sociale netwerktijdperk is voyeuren weer volledig herboren. Sterker nog, we doen het openlijk en laten zelfs onze reacties achter, voor een ieder te lezen. Files op de digitale snelwegen veroorzakend! We kunnen niets anders dan ons vergapen aan jonge meisjes in bikini's, kwijlende kleuters en MILF's en Cougars in hun quarter of mid-life crisis. En ik smul! Ìk ben de jongen in de snoepwinkel die niet voor een kwartje een zakje snoep mag kopen maar voor een gulden (oude munteenheid van verloren tijden toen de lucht nog schoon was en de sex nog smerig).
En deze gulden is sinds Facebook een volle daalder waard. Ik geniet van de zelfverheerlijkingsmarketing die het Facebookvolk toepast. Volledig exhibitionisme is weer toegestaan. Niet alleen qua foto's maar ook qua gemoedstoestand. Alle ellende ligt op straat. Maar tóch mis ik iets. Ik mis het nostalgische voyeuren in het geheim. Het observeren van de zonderling en daar samen in het geniep over praten.

Het eenzijdig voyeurisme is niet meer. En meer en meer verlang ik terug naar de tijd van de telelens en de sterrekijkers...


woensdag 6 juli 2011

De onbekende man..

De man met zijn hond

Elke ochtend word ik wakker van het geblaf van zijn hond. ik voel de harde spijlen van mijn houten bankje diep in mijn rug gegraveerd en ik denk aan wat voor een type hij zou zijn.
Hij ziet er zelfverzekerd uit, loopt met rechte rug en stevige pas zijn rondje door mijn park. Hij houdt overduidelijk veel van zijn hond wat ik kan concluderen uit de lieve manier van omgaan met haar. Hij let op haar, speelt met haar en gooit met overigens grote precisie haar stokken van links naar rechts door het park.

Ik vraag me af wat er in hem omgaat, wat hem beweegt en wat zijn doelen zijn. Hij maakt een praatje met iedereen in het park en het lijkt wel alsof het voor hem een tweede natuur is. Mensen lopen graag een rondje met hem mee en ik zie zonder uitzondering zijn vrolijke blik gekopieerd worden. Hij loopt rustig een rondje extra als hij denkt dat zij dit nodig hebben. Ik bewonder hem! Ik bewonder hem om het geluk dat hij uitstraalt, zijn makkelijke omgang met de andere parklopers en zijn ogenschijnlijk fijne leven. Ik weet dat hij mij ook in de gaten houdt want zijn hondje laat hij altijd naar me toekomen om me vervolgens met een schuin oog te bekijken. Ik denk dat hij het niet eens in de gaten heeft dat ik het door heb dat hij foto's maakt van mij en mijn mooie parkbankje. Ik hoop dat ik er een beetje goed opsta en dat hij niet denkt dat het kratje Heineken met daarin al mijn bezittingen leeggedronken is door me...

Ik loop weer lekker door het park. Ik hou van de stilte zo vroeg in de morgen. De zon breekt net door, en de temperatuur is precies goed. Een zacht warm zeebriesje waait door het park en kust mijn ogen langzaam wakker. Soms ben ik wat later in dit prachtige park en dan is het meteen weer zo druk. Dan loopt het hele park dicht met poepende honden en poeppratende Haarlemmers. Mijn God, wat heb ik een hekel aan mensen in het algemeen en hondeneigenaars in het bijzonder. Dat eeuwige geouwehoer van die mensen over hun honden, dat het lekker is dat ze ze leuk samen rennen en dat haar hondje Muis toch best een beetje bang is voor grote honden. Nou en!!! Het lijkt wel of ze het erom doen. Alsof ze achter het raam van hun saaie rijtjeswoningen me voorbij zien lopen, elkaar bellen dat ik eraan kom en dan massaal spontaan het Kenaupark gaan bezoeken. Het lijkt wel alsof ik op therapeutische basis daar mijn rondje doe. Welkom bij KenauKliniek voor Mentale Mafkezen. Ik ben uw dokter, Mijnheer Connes, en kieper al uw ellende maar in mijn oren.

En dan die stinkende zwerver die elke ochtend dat houten bankje ligt te bevuilen met zijn zwetende dranklichaam. Ik heb mijn hond inmiddels zover getraind dat ze hem in ieder geval wakkerblaft in de hoop dat ie weg zal aan. Maar deze in delirium tremens verkerende ignorantijn merkt helemaal niets.
Hij zal zijn kratje Heineken wel de vorige avond meester hebben gemaakt en ligt nu zijn roes uit te slapen.
Ik maak wat foto's van hem voor op Facebook en denk erover een verhaaltje te schrijven over hem en zijn volgelingen.
Ik doe het maar niet, want ik heb nog wel enig gevoel voor privacy...


zondag 3 juli 2011

Digitaal geluk...

Ze keek geesteloos voor zich uit. Haar lege ogen vulden de sobere ruimte.
Omringd door vergeelde zaken uit een vergrijst verleden slopen haar dagen echoënd voorbij.
De houten, door haar vader gemaakte tol, waar ze als kind zoveel mee gespeeld had draaide geen rondjes meer. Ze lag stil in de vensterbank. Een laagje plakkerige stof omhulde het ooit strak glimmende hout.
De stilte waar ze vroeger zo naar hunkerde was nu van onophoudelijke aard.
Het dagboek waar ze dagelijks haar geluk in vereeuwigde lag al maanden onaangeroerd op haar schoot. De wollen deken die haar oude, broze benen nog enige warmte gaf, vertoonde overal slijtageplekken.
Een straaltje zonlicht valt over haar gezicht, ze heeft het amper door. Haar ijswitte haren vallen als tralies voor haar ogen. Met een zachte aanraking ordent ze de lokken met een speld weer op hun oorspronkelijke plek. Alles in haar leven verloopt nu volgens een vaste regelmaat. Dit was vroeger wel anders.

Vreugde en energie waren onlosmakelijk met haar verenigd. Ze was de bron waar iedereen hun dorst kon lessen. Met vijf zonen in een periode van acht jaar was er geen ruimte voor rust. De zoons met elk hun eigen unieke behoeftes vroegen ieder om een specifieke behandeling. De knaapjes waren getalenteerd, dat wist ze al vanaf het begin. En de moeder die ze was wilde ze hun deze talenten niet ontzeggen. Ze cijferde zichzelf weg zoals geen enkele moeder dat kon. Ze stond in dienst van hun geluk, het was haar levensdoel, haar eigen stukje paradijs op aarde.
Stuk voor stuk heeft ze gepolijst tot volmaaktheid in haar ogen behaald was. Ze was tevreden, ja zelfs een beetje trots op wat ze had bereikt.

Maar nu was het stil, de deur naar haar kleine kamertje opende zich op slechts op gezette tijden en doorbrak hiermee haar eenzaamheid.
Driemaal per dag kwam de verzorging binnen. En ze troffen haar steeds in dezelfde houding aan. Haar rug naar de deur, haar ogen strak naar buiten gericht. Smachtend naar de thuiskomst van haar kroost. Haar jongens kwamen al jaren niet meer langs.

Op het bureau zoemde bijna onhoorbaar een oude computer. Haar enige hoop zat gevangen in dat kastje waarvan ze de bediening amper beheerste.
Elke dag vroeg ze de zusters te kijken naar een nieuw bericht.
Ze wachtte op een geluid. Een geluid van geluk. Een zachte *ping*.
Ze wachtte op een bericht van haar verongelukte zoons.
Haar vroegere paradijs had plaats gemaakt voor virtueel digitaal geluk...