Zijn handen verkleumd weggestopt in de zakken van zijn jas.
Zijn kraag hoog opgetrokken.
Toen hij op een regenachtige maandagochtend naar het gemeentehuis liep, een brok in zijn keel, wist hij dat dit wolkje de naam Wanja zou krijgen. Wanja de Wit.
Enigszins in de war van dit wonder opende hij de deur om in de helder verlichte hal een nummertje te trekken. Hij hield niet van wachten en al helemaal niet van nummertjes trekken.
Van naam naar nummer. Van nummer naar niemand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten